IT foundation
Blog
Tags:

“Het gaat niet om de techniek”: de schaamteloze praktijk van IT-leveranciers.

“Het gaat niet om de techniek. Het gaat om wat je ermee doet.” Een van de meest manipulatieve uitspraken die menig bedrijf veel geld kost. Enerzijds klopt het wel. Niemand stort een fundering omdat beton zo mooi is. Je stort een fundering zodat je huis blijft staan. Techniek moet een doel dienen – en geen doel op zich worden. Maar … is de T in IT juist niet die van … techniek?

In de IT slaan we tegenwoordig steeds vaker door. Het argument “het gaat niet om de techniek” wordt gebruikt als excuus om de techniek te verwaarlozen. Met alle gevolgen van dien. Huizen die niet blijven staan. Daken die lekken. Systemen die traag, instabiel en onveilig worden.

Het wordt nog erger als je meerdere externe leveranciers inschakelt. De één werkt met houten palen, de ander met beton, de volgende met staal. Allemaal met een ander mengsel, een andere wapening. Zonder enige samenhang, zonder gemeenschappelijke standaard. Vaak wordt er zelfs al gestort zonder dat duidelijk is wat voor huis er uiteindelijk op moet komen. Bizar.

Waarom dit zo gaat? Omdat het beter verkoopt. Omdat er meer marge te halen valt als er op de techniek bespaard wordt. Omdat het makkelijker is om te praten over het doel – een mooi dashboard, een nieuwe applicatie, een glanzende cloudomgeving – dan over de fundering waar die op moet rusten.

In de bouw zouden we dit crimineel nalatig noemen. Het zou in het journaal komen. In de IT wordt het allemaal toegelaten. Is het de dagelijkse praktijk. Ongestraft. En de rekening komt altijd bij de klant terecht, niet bij de leverancier die het grotendeels veroorzaakt.

Techniek zonder doel is geldverspilling. En een doel zonder solide techniek is een luchtkasteel. Als je IT je bedrijf moet dragen, dan moet de fundering stevig zijn. En dat betekent: aandacht voor techniek, óók als die zelf niet het einddoel is.

Waarom regelgeving je fundering niet versterkt

Decennialang was IT een vrijstaat. Iedereen bouwde, koppelde en leverde zoals het uitkwam. Geen normen, geen toezichthouders, geen boetes. Als het werkte, dan werkte het. En als het niet werkte? Dan was dat vooral het probleem van de klant.

Gelukkig komt daar langzaam maar zeker verandering in. Europa introduceert regels zoals NIS2 en DORA. Op papier lijkt dat forse een stap vooruit: meer aandacht voor veiligheid, meer druk op organisaties om IT serieus te nemen. Maar wie de details leest, ziet vooral vage bewoordingen. Systemen moeten “voldoende veilig” en “voldoende snel” zijn. Het is dus een stapje vooruit maar we hebben een paar vragen te beantwoorden. Want wat is voldoende? Wie bepaalt dat? En hoe toets je dat?

Het echte probleem: de verantwoordelijkheid komt terecht bij de gebruiker, niet bij de leverancier. Als bedrijf moet jij controleren of jouw leverancier aan de regels voldoet. Jij loopt de boetes op als dat niet zo is. Terwijl de leverancier vaak gewoon kan doorgaan met z’n ‘business as usual’. Lekker is dat: het resultaat is een papieren werkelijkheid waarin vinklijstjes belangrijker worden dan echte kwaliteit.

En die vinklijstjes? Die richten zich grotendeels op maar één aspect: security. Natuurlijk is beveiliging cruciaal. Maar IT-kwaliteit gaat verder dan het dichten van gaten. Denk aan snelheid, efficiëntie, interoperabiliteit, bruikbaarheid. Als je applicatie traag is of je systemen nauwelijks samenwerken, is dat óók een risico. Niet omdat hackers binnenkomen, maar omdat je bedrijf vastloopt.

Regelgeving die alleen op papier afgevinkt, dient de techniek niet. Het maakt de administratie zwaarder, maar de fundering blijft wiebelig. En zolang de verantwoordelijkheid niet verschuift naar de makers en leveranciers, blijft de prikkel om écht kwaliteit te leveren te klein.

De dodelijke illusie van ‘het werkt hier wel’

Sommige fouten in IT zijn niet alleen lastig of duur – ze zijn levensgevaarlijk.

Neem de zorg. Als een verpleegkundige pas na minuten een alarmmelding ontvangt, kan dat letterlijk het verschil betekenen tussen leven en dood. Zelfs wanneer de patiënt het overleeft, kan de kwaliteit van leven blijvend beschadigd zijn. Toch kom ik dit in de praktijk tegen. Leveranciers die alle kanten op wijzen: naar de infrastructuur, naar de apparatuur, naar de gebruiker, naar “omstandigheden”. Allesbehalve naar hun eigen gebrekkige software en techniek.

Of kijk naar de financiële sector. Een betaalstraat van een bank moet betrouwbaar en snel zijn, altijd. Maar ik zie leveranciers die wegkomen met een fundering die aantoonbaar zwak is. Het excuus? “We hebben nu andere prioriteiten.” En tegen de tijd dat die prioriteiten verschoven zijn, staat er zoveel boven op dat wankele fundament dat niemand het nog durft aan te passen. Het gevolg: een instabiele kern die jarenlang klachten blijft geven. Wie betaald die rekening? Niet de leveranciers.

De oorzaak ligt vaak in hoe software ontwikkeld wordt: in een laboratoriumomgeving die nauwelijks lijkt op de echte productie. In het lab werkt het prima – snelle verbindingen, minimale belasting, gecontroleerde condities.

Maar productie is geen laboratorium. In de ‘real world’ is het druk, chaotisch, onvoorspelbaar. Daar botsen systemen op elkaar, draait er legacy mee en speelt performance een rol die in een lab nooit zichtbaar wordt.

Het is alsof je een fundering giet in een fabriekshal zonder te weten of die straks in kleigrond, zandgrond of zelfs in het water geplaatst moet worden. En dan verbaasd zijn dat het gebouw scheurt, verzakt of langzaam wegzakt.

Kwaliteit die in de praktijk faalt, laat zien dat we niet kunnen blijven bouwen op laboratoriumillusies. Zeker niet in sectoren waar falen geen optie is. Het is tijd voor oplossingen.

De terugkeer van ISDN klinkt ineens zo gek niet

Zodra je meerdere leveranciers in je IT-landschap hebt, begint de ellende.

De ene leverancier stelt eisen aan de internetverbinding die de andere niet kan leveren. De telefoniepartij wijst naar de telecomleverancier. De telecomleverancier wijst terug. En jij? Jij zit er middenin, zonder oplossing. Op dat moment verlang je bijna terug naar de oude ISDN-30: niet omdat die beter was, maar omdat je toen nog één partij had die verantwoordelijk was.

Bij applicaties gaat het net zo. Zodra systemen met elkaar moeten samenwerken, komt de breuklijn tevoorschijn. Een simpele verplichte Excel-upgrade en plots werken je plugins niet meer. De leverancier van de plugin ondersteunt de nieuwe versie nog niet. Resultaat: cruciale functies vallen uit, en de gebruiker wordt de dupe.

Hoe gefragmenteerder je landschap, hoe sneller dit soort problemen zich opstapelen. Een upgrade van de ene schakel kan de rest van de keten onderuithalen. En met SaaS wordt het nog nijpender: leveranciers upgraden wanneer het hén uitkomt, niet wanneer jij er klaar voor bent. Of die nieuwe versie nog samenwerkt met de rest van je omgeving? Geen enkele garantie.

Zolang leveranciers niet op elkaar aansluiten – technisch noch organisatorisch – blijf jij betalen voor de gaten die zij laten vallen.

Ziet jouw fundering er nog solide uit?

Je kunt lang praten over doelen, vinklijstjes en leveranciers, maar uiteindelijk telt één ding: staat je IT op een stevige fundering of zit er betonrot in de basis?

Wil je zeker weten dat jouw systemen niet langzaam wegzakken, scheuren of instorten? Maak dan een vrijblijvende afspraak. Dan laten we je zien of en zo ja, waar de scheuren zitten. En hoe je voorkomt dat het écht geld gaat kosten.

Maak die afspraak. Kost je niks, levert je altijd wat op.

Maak nu direct je afspraak

Klik Me